In 1918 de helling van Janus Kok af
en in de oorlog in gelegen in de haven van Urk
De geschiedenis van de EH 32 (inmiddels de HK 98), begint in 1918, als deze in Huizen op bestelling van visrokerij Schaap met registratienummer HZ 79 de helling van Janus Kok afglijdt. Deze werfbaas is langs de hele Zuiderzee befaamd om zijn vakmanschap. Inclusief zeil- en vistuig kost een botter, blinkend van de harpuis, bijna drieduizend gulden. In 1942 koopt Jan - van Oene - Edelenbosch de botter, en gaat er met zijn broers Hendrik en Albrecht vanuit Enkhuizen mee het zeegat uit. Met de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 is het echter met de zoute vis gedaan.
Historie & vorige namen vaartuig
HZ79 fa. Honig-Boor - Huizen 1918-1926 visserij (koopschuit) EH32 Oene Edelenbosch - Enkhuizen 1926-1935 visserij EH32 "Hendrika" Jan Edelenbosch 1935-1943 visserij UK269 Gebr.van Urk - Urk 1943- ? noordzeevisserij Sterke - Harderwijk 1955? recreatie, vaarschool "Christoffel" Mens 1965?-? recreatie (jacht) EH32 "De Jonge Jacob" Jaap Klein - Monnickendam 1974?-1998 recreatie (visserman) EH32 Gelmer Luinge - Duiven 1998-heden recreatie Ca. 2010 van EH32 naar HK98.
De EH 32 krijgt een rokerig eencylinder T-Ford motortje om ook bij Windstil weer de palingfuiken te kunnen lichten.
Gedurende de oorlogsjaren heeft de botter als thuishaven Urk. Met Urk 67 in het zeil en vissersman Dubbele van Hakvoort aan het roer. Dan wordt het schip bij toeval ontdekt door Gé Sterker, een jonge vent met ervaring als zeilinstructeur, pas getrouwd en met een vooruitziende blik. Het vistuig gaat opzij, het vooronder wordt hun woning en ze verdienen hun botter met spinnen van schapenwol.
Op een mooie zaterdag in augustus 1952 arriveert bij de jachthaven van de Koninklijke in Muiden een limousine met twee meisjes in oude zeilkleren en twee plunjezakken. "Niets vergeten, je laarzen, slaapzak? Doen jullie op tijd je zwemvest aan?" drukken hun ouders hen op het hart. "Hier nog wat lekkers voor aan boord, om uit te delen. Heel veel plezier!" Dikke afscheidszoen en dan sjouwen de twee jongedames hun plunje over de steiger.
Daar doemt de hoge botterkop op van de Zeester. Schipper Gé Sterker heeft het schip al zeilklaar en het weerzien met hem en zijn vrouw "tante Liet" is allerhartelijkst. Beatrix en Irene waren het jaar daarvoor ook al met hen weggeweest. Snel gaan ze het trapje af de kajuit in. Het kombuis met de potten en de pannen, de knusse zit rond de tafel met butagas scheepslamp, de typische reuk van oud eiken, alles is nog hetzelfde. Op stromatrassen richten ze met meegebrachte lakens en kussen alvast hun plekje in.
Tijdens de reis zal het strikte, maar gerechtvaardige bevel worden gevoerd door de schipper, samen met Hare Majesteits marine-adjudant. Voor vaderlijke leiding zorgt huisvriend van hun ouders, oom Eric Roëll. In een uitgelaten stemming worden aan dek de neuzen geteld van het clubje uitgenodigde vrienden, allemaal in de leeftijd van pakweg dertien. Na de groepsfoto rond het stuurwiel gaan de trossen los en varen ze langs het Muiderslot de haven uit naar het Ijsselmeer. Op afstand volgen de mannen van de Rijkspolitie te water.